‘Ik zie nog steeds mijn moeder met de koffiemolen in haar schoot bonen malen voor de Joodse onderduikers'
De Joodse onderduikers komen uit de pastorie van dominee Bastiaan Jan Ader en zijn vrouw in Nieuw-Beerta. Sinds het begin van de oorlog werkt hij binnen de LO in het verzet. Zijn verzetsnaam is 'Van Zaanen'. Tijdens de oorlog wordt de pastorie een centrum voor hulp aan Joden, onderduikers en piloten. Ader en zijn vrouw Johanna Adriana Ader-Appels nemen zelf acht onderduikers in huis en verzorgen het onderduiken van vele anderen en regelen de distributiebonkaarten. Ds. Ader is ook betrokken bij het redden van Joden uit de Hollandsche Schouwburg in Amsterdam. In 1944 is hij de spil achter het plan om de nog niet gedeporteerde Joden in kamp Westerbork te bevrijden. Hij zou zelf de trein besturen, in totaal zouden circa 200 verzetslieden bij deze spectaculaire redding deelnemen. Door verraad kan het plan niet doorgaan. Zelfs de Britse autoriteiten zijn op de hoogte van de bevrijdingsactie.
Nadat ds. Ader op 22 juli 1944 wordt opgepakt worden de onderduikers elders ondergebracht. Vier van hen komen in een bakkerij in Nieuweschans terecht, in een speciale kamer waar voorheen één van de ovens stond. Nieuweschans wordt op 23 april 1945 uiteindelijk bevrijd. Het dorp is verwoest en geplunderd. De onderduikers hebben de oorlog overleefd.
Hoe een oude koffiemolen een bijzonder verhaal heeft.